Meer dan 10 jaar geleden stuurde een fietsfabrikant mijn toenmalige vrouw een nieuwe elektrische fiets, als proefrij-model voor haar fietsenwinkel. Zij, op haar beurt, vroeg mij die fiets een dag lang uit te proberen.
Toentertijd werden elektrische fietsen gehypet als de nieuwste grote ontwikkeling van het fietsen. Vooral oudere en andere fysiek zwakke fietsers zouden daar profijt van hebben, beweerde men. Ook zouden ze voor fietsforenzen een aantrekkelijk alternatief zijn voor de auto.
Ik had nog nooit op een elektrische fiets gereden. Ze leken me duur, lomp en onnodig. Toch wilde ik weleens weten waar nou zoveel gedoe over was. Ik besloot de fiets te gebruiken voor m’n dagelijkse rit van Tuindorp Oostzaan naar de Oostelijke eilanden. En dus stapte ik op een ochtend op en begon te trappen. Maar dat ding ging veel sneller dan ik verwachtte en dan ik wilde. Dus stopte ik met trappen, remde en minderde vaart. Toen begon ik opnieuw te trappen. Maar weer versnelde de fiets meer dan ik wilde. En weer remde ik af.
Ik was benieuwd geweest naar het idee van een elektrische motor die mijn trapbeweging wat extra krachtig zou maken. Maar in de praktijk vond ik dat vervelend. Ik ontdekte dat ik niet sneller wilde dan ik gewoon was. En ook wilde ik niet minder kracht gebruiken dan ik gewend was. Kortom, ik zat niet verlegen om wat de elektrische fiets mij te bieden had. Beter fietsen door toevoeging van een elektrische motor leek me even onzinnig als beter lopen op schoenen met een motortje.
En al had ik nog maar een paar honderd meter gereden, ik keerde om een reed terug naar de fietswinkel. Daar verruilde ik het ding voor mijn eigen fiets met 7 versnellingen en hernam mijn reis in mijn eigen tempo en met de inspanning die mij het best beviel.
Dat was de enige keer dat ik ooit op een elektrische fiets gereden heb.
Sinds die tijd is het me opgevallen dat voortdurend het idee wordt uitgevent dat elektrische fietsen in de toekomst de norm worden. Dat wordt gezien als ‘vooruitgang’. Het wordt gepromoot door fietsfabrikanten, die daar natuurlijk een economisch belang bij hebben. Met hun hogere prijzen, zorgen ze voor hogere winstmarges. Maar ook de Vogelvrije Fietser lijkt de afgelopen tien jaar een utopie te hebben uitgedragen waarin iedereen elektrisch fietst, vergelijkbaar met de populaire gedachte dat een wereld waarin het bezit en gebruik van een smartphone vanzelfsprekend is, ‘vooruitgang’ is.
Na tientallen jaren te hebben gefietst zonder versnellingen was vooruitgang voor mij de overstap naar een fiets met 3 versnellingen, en nu − de afgelopen 14 jaar − 7 versnellingen. In staat te zijn om bij iedere helling van een brug over een gracht te kunnen schakelen, lijkt mij voldoende ‘vooruitgang’
Dit alles heeft me de laatste tijd bezig gehouden, terwijl meer en meer mensen op elektrische fietsen mij roekeloos voorbij zoeven op de straten en fietspaden van Amsterdam. Die oude argumenten ten gunste van de elektrische fiets – het in hun kracht zetten van oudere en fysiek zwakke fietsers en de lange afstandsforenzen – schijnen nu vergeten. De meeste elektrische fietsers die ik in Amsterdam zie, zijn jong, fysiek vitaal en niet op weg naar een verre bestemming. Het lijkt erop dat ze gewoon sneller en zonder moeite de stad willen kunnen doorkruisen. Ook lijken ze onvoorzichtig zoals ze zich door het verkeer voortspoeden.
Met andere woorden, elektrische fietsen lijken het domein te zijn geworden van de luien en de egoïsten.
Nou, klinkt dat niet precies als het gemopper van een oude zak? Dus, wie weet. Misschien ben ik nu oud genoeg om tot de oorspronkelijke doelgroep van elektrische fietsers te behoren.
Door Pete Jordan. Dit artikel verscheen eerder in OEK 114 – november 2021.
Meer van dit? Word nu lid van de Fietsersbond. Amsterdamse leden krijgen drie keer per jaar het tijdschrijft De Oek.